Sinds ik in de desa woon, zijn er in mijn buurtje een aantal kinderen geboren; ze zijn nu 2,5 – 5 jaar oud. Elke dag zie ik de kinderen spelen en met elkaar en anderen omgaan. Ik heb dus goed kunnen volgen, hoe de opvoeding is verlopen, en nog verloopt.
Het opvoeden van kinderen is de taak van de moeder. Vader werkt om geld te verdienen, moeder bestiert het huishouden en doet de opvoeding van de kinderen. Bij de opvoeding van kinderen blijft de vader op de achtergrond.
Wat mij in de eerste plaats het meest opvalt is, dat kinderen tot ongeveer 2 jaar NOOIT alleen worden gelaten. Zij brengen een groot deel van de dag door in de selendang bij moeder. ’s Nachts slaapt het kind altijd bij de ouders. Dus een “gedwongen” alleen slapen in een kamertje (zo mogelijk voorzien van audio-visuele middelen om het kind op afstand te zien en te horen) is er niet bij. Kinderen slapen bij hun ouders tot ongeveer hun 8e jaar.
In de tweede plaats valt mij op, dat er geen vaste etenstijden zijn. Als het kind aangeeft honger te hebben, of de moeder denkt, dat het kind honger heeft, loopt zij met een bord achter het kind aan, en probeert dan een met een lepel (of met de hand) wat eten in de mond te doen. Eten als sociaal gebeuren zoals in nederland (’s avonds gezamenlijk eten en met elkaar praten) is hier niet. Als volwassenen eten, gebeurt dat in stilte.
In de derde plaats valt op, dat er op geen enkele wijze druk wordt gelegd op kinderen. Een kind bestraffend of belerend benaderen, is er niet bij. Iets verbieden is er ook niet bij. Straf krijgen de kinderen hier niet. Dat betekent niet, dat het kind altijd zijn zin krijgt. Soms wil het iets, dat niet mag of kan. Een enorme gehuil volgt dan, waarbij de ouders het kind op alle mogelijke manieren trachten af te leiden. Lukt, dat niet, dan wordt het kind op de grond gezet, totdat de huilbui voorbij is (en dat is vaak al heel snel).
Wel wordt het kjnd van jongsafaan geleerd, met de juiste hand (= de rechter) iemand de hand te geven.
Kinderen maken alles mee wat er om hen heen gebeurt. Van een overlijden van een familielid of buurman/vrouw, tot een ongeluk opstraat. Ellende wordt niet voor het kind verborgen. Indertijd overleed een buurman; volgens de Adat wordt het stoffelijk overschot (vaak naast het huis) gewassen en in witte doeken gewikkeld. Kinderen staan hierbij op de voorste rij. Het “tere kinderzieltje, dat moet worden beschermd”, kent men hier niet.
Vanaf ongeveer het tweede jaar zie je de kinderen steeds vaker alleen voor het huis spelen. Vaak met een ander kind uit de buurt. Weer wat later koopt het kind zelf een zakje snack of limonade bij de toko, die dichtbij huis is.
Geen druk wordt gelegd op de kinderen. Vaste tijden om te gaan slapen, zijn er niet echt. Er wordt geslapen, als het kind moe is.
Rond het vierde levensjaar gaan de kinderen naar de TK, de kleuterschool. Aanvankelijk 1 of 2 maal per week 2 uur; later elke dag. Als het kind een keer niet wil, geen probleem, dan blijft het thuis.
Dit is ook de leeftijd, waarop de kinderen wel eens een grote mond hebben naar de ouders, als ze hun zin niet krijgen. Ook dit wordt niet bestraft, de ouders trekken zich er gewoon niets van aan, gaan door, met waar ze mee bezig waren.
Als ze eenmaal 6-7 jaar zijn, dan worden het al jong-volwassenen. Ze gaan naar de Lagere School, de SD.
Kinderen en studenten hebben een schooluniform. Verplicht.
In Nederland ga je naar school om jezelf te zijn; dit is een groot goed, zo heb ik meermalen uit verschillende (discussie)programma’s op TV kunnen opmaken. Jezelf zijn: zeggen, wat je denkt en doen, wat je zegt. Of het nu beledigend is voor anderen of pijnlijk of ongemakkelijk, het maakt niet uit.
Dit is toch wel wezenlijk anders in Indonesie, waar geleerd wordt (op school, door de Adat, door de ouders) om in harmonie met elkaar te leven. In Indonesie genieten onderwijzers groot respect.
Na schooltijd is het de hele dag buiten spelen. Veel kinderen kunnen al een eitje bakken of een zakje mie bereiden. De grote mond is verleden tijd. Ze worden hulpvaardig als het moet. En ze maken het leven volop in al zijn facetten mee (ziekte, dood, ongeval, echtscheiding).
Ze passen ook op hun jongere broertje of zusje, als het nodig is.
Ruzies tussen kinderen heb ik niet meegemaakt, wel wat bedekte confrontaties, die snel weer voorbij zijn.
Ouders spelen slechts op de achtergrond een rol. Het is hun taak, om het de kinderen zo aangenaam mogelijk te maken; totdat ze eenmaal het huis uit gaan om te werken of om een gezin te stichten.
Speelgoed hebben de kinderen hier bijna niet. Een enkel oud autootje, of popje, en dat is het wel. Kinderen spelen met elkaar, soms is er een bal en kan er gevoetbald worden.
In mijn desa bestaat geen puber-probleem. De jeugd is buitengewoon plezierig en behulpzaam. Geklier, vervelend bij elkaar klitten, grote mond, het is onbekend hier, gebeurt gewoon niet.
Doch over deze leeftijd een andere keer meer.