Ind. woordenlijst

Adan: (Isl.) oproep tot gebed, 5 x per dag
Adat: combinatie van (vaak pre-islamitische) sociale leefregels, omgangsnormen en traditionele gebruiken
Arak: sterke drank, soort gin, gemaakt van rijst. Gekocht in een kleine toko kan deze zeer gevaarlijk zijn, want vermengd met spiritus of methanol.
Ayam: Kip
Babi: Varken
Bakso: soort vermicellisoep met paar kleine vleesballetjes.

Bakso

Blangkon: een typisch javaans hoofddeksel voor mannen.

Blankon

Blankon

Blimbing: een wat waterige vrucht.

Blimbing

Bungkus: lett: een pakje. Eten van een warung kun je laten verpakken om mee naar huis te nemen, dit noemt men bungkus: een bungkus nasi goreng bv.
– Cicak: (uitspr.: tjietjak). een klein hagedis-achtig diertje, muggenvanger, dat in elk huis voorkomt. Ongeveer 10-15 cm lang.

Cobek: een stenen vijzel, waarin sambal wordt gemaakt, dooor verschillende kruiden fijn te wrijven.

1 cobek

Daging: Vlees
Desa: Een desa is een dorp of dorpsstreek op het platteland van Indonesië. De desa vormt, samen met de kelurahan, de onderste bestuurslaag en is zelf onderdeel van het onderdistrict. De desa bestaat vaak uit meerdere kampongs.
Het hoofd van de desa is de Kepala Desa (pak Tinggi), ofwel het dorpshoofd.
FPI: FPI (Islamic Defenders Front oftewel Front Pembela Islam) is een religieus / politieke organisatie van fundamentalistische moslims. Zij laten geregeld van zich horen vanwege gewelddadige acties.
Galungan: (Bali – Hind.) Galungan (en 10 dagen later Kuningan) is een van de belangrijkste hinduistische feesten op Bali. Het vindt plaats elke 210 dagen.
Gamelan: is de benaming voor zowel de muziekstijl, de muziekinstrumenten als de bespelersgroep ervan in Indonesie.
Een gamelanorkest bestaat voornamelijk uit slaginstrumenten zoals drums, kulintangs, gongs en xylofoons, maar ook bijvoorbeeld fluiten.Vooral op Java en Bali is de gamelan heel populair. Het is kenmerkend voor Indonesische volksmuziek.

Javaanse Gamelan opstelling

Ganggu: storen, lastig vallen
Garuda: De Garuda komt uit de hindoeïstische mythologie. De Garuda is het centrale element in het wapen van Indonesië.
Genderuwo: hantu (spook/geest), doorgaans manlijk, aapachtig met lange haren.

Goreng: in olie (ge)bakken
Gorengan: snacks in olie gebakken / gefrituurd, zoals pisang goreng, tahu isi, en meer
Gotong royong: traditionele wederzijdse, gezamenlijke hulp.
Halal (Isl.): in overeenstemming met, toegestaan door de Islam.
Hantu: spook of geest. Er zijn 4 soorten: de pocong, de kuntilanak, de tuyul en de genderuwo.
Haram (Isl.): niet in overeenstemming met de Islam, bv. eten van varkensvlees of gebruik van alcohol.
Ibu: moeder. Beleefde aanspreekvorm voor vrouwen.
ICW: Indonesia Corruption Watch
Idul Adha: (Isl.) het Offerfeest. Het wordt gevierd ter nagedachtenis aan de profeet Ibrahim, die bereid was zijn zoon te offeren in opdracht van God.
Idul Fitri: (Isl.) het Suikerfeest, het einde van de vastenmaand Ramadan.
Imlek: Chinees Nieuwjaar.
Isha: (Isl.) het vijfde gebed, na Maghrib, en voor middernacht
Jagung: Mais
Jam karet: lett: rubberen tijd, dwz. tijd is rekbaar, afspraken zijn niet punctueel.
Jeruk: soort sinaasappel
Kabupaten: Indonesie is verdeeld in meer dan 30 provincies. De provincies zijn verdeeld in Kabupaten, districten. Het hoofd is de Bupati. De Kabupaten is weer onverdeeld in Kecamatan.
Kaki lima: een rijdende “keuken” voor zeer eenvoudige gerechten, meestal bakso. Kaki lima = 5 voeten: 2 van de verkoper, 2 wielen van het wagentje, en 1 standaard.
Kamar keluarga: in een woonhuis de familiekamer, waar de Tv staat. Deze kamer bevindt zich achter de kamar tamu, de gastenkamer.
Kamar tamu: De gastenkamer, waar men bezoek ontvangt. Deze kamer bevindt zich achter de voordeur.

Kambing: Geit
Kebaya: De kebaya is het mooi open geweven baadje (soort blouse/jasje), dat de dames boven de sarong dragen.
Kecamatan: een onderdistrict van een Kabupaten. Indonesie is verdeeld in meer dan 30 provincies. De provincies zijn verdeeld in Kabupaten, deze zijn weer verdeeld in Kecematan.
Kedelai: sojaboon, hiervan wordt tahu en tempe gemaakt
Kelereng: Knikkeren.
Kemarin: gisteren, eens, vroeger, laatst
Ketan: kleefrijst, een rijstsoort die veel zetmeel bevat en daardoor na het koken aan elkaar plakt.
KPK: Komisi Pemberantasan Korupsi, de nationale anti-corruptie bestrijdingsorganisatie.
Keraton (kraton): Het paleis van een sultan of koning op Java en Madura. Het is niet een groot gebouuw, maar het zijn veel verschillende gebouwen, aan binnenhoven. Beroemde keratons zijn die van Yogyakarta en Surakarta.
Krudug: (Isl.) hoofd-doek voor de vrouwen.
Kuningan: (Bali – Hind.) Kuningan (en 10 dagen daarvoor Galungan) is een van de belangrijkste hinduistische feesten op Bali. Het vindt plaats (samen met Galungan) elke 210 dagen.
Kuntilanak: hantu (spook/geest), doorgaans een vrouw, geheel in het wit gekleed, met lange zwarte haren.

Een kuntilanak

Lebaran: oftewel Idul Fitri, het Suikerfeest. Einde van de vastenmaand Ramadan. Belangrijkste feestdag van het jaar voor de moslims.
Lemper: rolletje kleefrijst (ketan) met hartige of zoete vulling.

Longsor: land / aardverschuiving
Lupa: vergeten
Maghrib: (Isl.) het gebed rond 18.00 uur
Manggis: zoete vrucht, harde schil.

Mi’raj Nabi Muhammad: (Isl.) Hemelvaart van de Profeet Mohamed.
Maulib Nabi Muhammad: (Isl.) Geboortedag van de Profeet Mohamed
Mbok: zeer beleefde aanspreekvorm voor zeer oude dames, oma’s.
Merdeka: vrijheid, onafhankelijkheid. Hari Kemerdekaan: Onafhankelijkheidsdag (17 augustus).
Mie Ayam: een kom met mie in bouillon, klein beetje groenten, en een eetlepel stukjes kip.

Mie Ayam

Mudik: Naar huis gaan, naar het geboortedorp teruggaan. Naar de familie teruggaan. Wordt met name gebruikt tijdens Lebaran (het Suikerfeest), als miljoenen mensen onderweg zijn om met de familie het feest te vieren.
Mufakat: consensus, gezamenlijke overeenstemming.
Muharram: (Isl.) Muharram is de eerste maand van het jaar van de islamitische kalender en is een van de vier heilige maanden van het jaar. De maand verschuift door de verschillende seizoenen, omdat het een maanmaand betreft.
Mulutan: (Isl.) Javaanse woord voor Maulid al Nabi, verjaardag van de profeet Mohamed
Musyawarah: het gezamenlijk overleg, dat leidt tot een besluit, door iedereen gedragen (mufakat).
Nanti: straks, later
Nasi: witte rijst, klaar om te eten.
Nyepi: (Bali – Hind.) De jaarlijkse “Stiltedag” op Bali. Balinees Nieuwjaar. Er is geen lucht- en scheepvaartverkeer. Niemand mag huis of hotel verlaten. Er is geen TV.
Ogoh Ogoh: (Bali – Hind.) De avond voor Nyepi worden grote “poppen” door de straten van de dorpen en steden gedragen, om demonen te verjagen. Die poppen zijn vaak complete kunstwerken.
Padi: de rijst, die nog geoogst moet worden
Panca Sila: filosofische grondslag van de Indonesische staat.
Panen: oogst, van rijst en andere gewasssen
Pasar: de markt. Doorgaans ’s ochtends rond 05.00 uur al open
Peci nasional: de zeer veel gebruikte zwarte (of kleurige) hoofdbedekking voor mannen.


Petani: boer
Pijat, pijit: De traditionele massage.
Pijit, pijat: De traditionele massage.
Pocong: hantu (spook/geest), doorgaans een vrouw geheel in het wit gekleed, ook het hoofd, maar het gezicht vrij.

Een pocong

Puskesmas: in elke desa in indonesie is er een Puskesmas, gezondheidscentrum, een soort uitgebreide huisartsenpost. De behandelingen en medicijnen zijn gratis, of tegen een uiterst geringe vergoeding.
Putri Duyung: Een putri duyung is een mythisch wezen, half vis en half “mens”.

Een Putri Duyung

Ramadan: (Isl.) Islamitische vastenmaand.
R.S.: Rumah Sakit, ziekenhuis
Rumah makan: een eenvoudig restaurant. Doorgaans een stenen gebouw, met tafeltjes en stoelen. Iets “luxer” dan een warung.
Rumah Sakit: ziekenhuis, meestal afgekort R.S.
Sabit: soort sikkel, door alle boeren gebruikt.
Sanggul: Een haarstuk voor dames, doorgaans acher op het hoofd, een wrong. Te gebruiken bij chique.

Sanggul

Sapi: Rund, koe
Sarong: Een sarong is een rechthoekige lap stof, meestal van katoen of zijde, die als wikkelrok gedragen wordt. In de traditionele Indonesische kledij dragen zowel vrouwen als mannen een sarong.
Sawah: veld met rijst
Selamatan: traditionele, gezamenlijke maaltijd, voor mannen en vrouwen apart, naar aanleiding van een (religieuze) gebeurtenis.
Selendang: reep stof, plm 2 meter lang en plm 50cm breed. Wordt gebruikt bij vrouwen als chique, over de schouder bij een mooie kebaya (soort blouse). Wordt ook gebruikt als praktisch, bv. om de baby in te dragen.
Semangka: meloen, die op de foto hieronder komt het meest voor en is goedkoop.

1 semangka

Seperempat: 1/4 van een bau, en een bau is ongeveer 0,7 hectare.
Songkok: het zwarte hoofddeksel voor mannen. Ook wel peci genoemd.

Subuh: (Isl.) Het ochtendgebed, het eerste gebed van de dag, rond 04.00 uur.
Sumur: waterput, waar men het water haalt voor de huishouding.
Tawar: Afdingen
Terminal: Bus station
Toko: winkel, winkeltje, doorgaans niet te groot.
Tongkol: soort makreel
Tukang: Ambachtsman. Tukang kayu: timmerman, tukang listrik: elektricien. Wordt voor allerlei functies gebruikt, zelfs voor tukang computer = computerdeskundige.
Tuyul: hantu (geest/spook) in de gedaante van een baby / zeer klein kind dat steelt, vooral geld.

Tuyul

Umat: Gemeenschap. Umat Tionghoa: chinese gemeenschap in Indonesie.
Waisak: (Boeddh.) Waisak is een belangrijke Boeddhistische feestdag waarbij de geboorte, de verlichting en het heengaan van de Boeddha herdacht wordt.
Warung: kleine eetgelegenheid met beperkt menu. Heeft eenvoudige bankjes, vaak overdekt met een zeildoek.
Warung Bebas: een warung, waar je voor een vast bedrag zelf kunt kiezen uit verschillende gerechten.

Een reactie plaatsen

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

%d bloggers liken dit: