“Wie niet werkt, zal ook niet eten” is een bekende uitdrukking in Nederland. Nu gaat dat in Nederland niet op, want als iemand om welke reden dan ook niet kan werken, zijn er de overheidsvoorzieningen.
Werkenden in Nederland hebben recht op een loon, dat vaak via een CAO wordt vastgesteld. Verder menen zij recht te hebben op vakantiegeld, doorbetaling bij ziekte, pensioenopbouw en wat dies meer zij.
In de desa gaat dit helemaal niet op. Er zijn geen overheidsvoorzieningen voor mensen, die niet kunnen werken. De allerarmsten krijgen kunnen van overheidswege zo nu en dan wat geld ontvangen, of een paar kilo rijst, maar dit is lang niet voldoende om in leven te blijven.
Alleen ambtenaren in overheidsdienst hebben het beter, voor hen is er een ziektekostenregeling en een pensioen.
Een opleiding volgen, levert heel vaak niet een gewenste baan op. Er zijn academici, die als taxi-chauffeur werken of ander werk hebben. Vaak moet je je nog inkopen voor een nieuwe baan.
In mijn desa zijn de meesten werkzaam in de landbouw, in de vele sawah’s in mijn regio. Rijk wordt je er niet van. Sommigen hebben nog een bijbaantje voor wat extra geld. En vaak ook is er een toko of een warung aan huis, die door de vrouw des huizes wordt gerund.
Ik hoor de mensen in de desa nooit klagen; wat ik wel veel hoor, is dat het moeilijk is om in de regio werk te vinden.
Regelmatig hoor ik van jonge mannen, dat ze de desa voor een jaar of langer verlaten om in bv. Kalimantan te gaan werken. Veel (vooral jongere) vrouwen werken enige jaren als huishoudelijke hulp in Korea, Hongkong of Maleisie.
In mijn desa zijn dat er echter niet veel.
Waar men in Nederland zich wil ontplooien door een gewenste baan, scholing en opleidingen, ontbreekt dat hier.
Werk, dat iets oplevert, wordt met beide handen aangenomen.
De prijzen van alles in Indonesie stijgen; de prijs van electriciteit (ik berichtte het laatst al) gaat volgende maand met 30 % omhoog.
Waar ik in het geheel geen zicht op krijg, is hoeveel een gezin in de desa per maand te besteden heeft en wat de kosten zijn. Hier wordt niet over gesproken. Er zijn ook geen statistieken, die dit bijhouden. De meesten in mijn desa hebben een maandinkomen van 2 – 3 miljoen rupiah, begrijp ik; dit is echter bepaald geen vetpot.
Toch maakt mijn desa geen armoedige indruk. Er worden daken van huizen vernieuwd, meubels gekocht, een schuurtje erbij gebouwd, een koe gekocht. Er is dus wel wat geld hiervoor. Zoals in veel landen, heeft bijna iedereen wel een “krediet” bij de bank. Een motor, noodzakelijk voor bijna elk gezin, wordt bijna altijd op krediet gekocht. De rentes zijn erg hoog, maar een andere weg is er niet. Zolang als maar het maandelijkse bedrag voor het krediet wordt betaald, is er niets aan de hand. En zo gaat dat in de praktijk ook bijna altijd.
In mijn desa wordt sober geleefd, de mensen klagen niet.