Vanmorgen stond ik bijtijds op om mijn zoon uit te zwaaien; hij gaat naar Bali op de brommer, samen met de buurjongen, zoals gisteren was afgesproken.
Tot mijn verbazing en tot verbazing van mijn zoon bleek de buurjongen toch niet mee te gaan. Mijn zoon wist niet, wat er aan de hand was, er is niet over gesproken. Hij denkt, dat de buurjongen niet genoeg geld had voor een uitje naar Bali, maar zeker was hij daar niet van.
Het “malu” speelt hier dus weer een grote rol. De buurjongen is te “malu” om te zeggen, waarom hij niet meegaat. Hij wil mogelijk niet afgaan, of schaamt zich voor iets. In elk geval wordt er niet over gesproken. Hij zegt gewoon, dat hij niet meekan.
Het blijft dus in het duister voor iedereen, waarom de buurjongen niet mee kon. Maar niemand zit daar mee.
Mijn zoon zat er ook niet mee; als de buurjongen niet kan of wil, dan is dat zijn zaak en hij hoeft het fijne er niet van te weten, hoewel er dus duidelijk een afspraak was van samen-gaan.
In Nederland zou je over deze gang van zaken toch een onbevredigend gevoel overhouden, zo niet hier. Dit is een heel normale gang van zaken.
Een afspraak hier is niet meer dan een voornemen; een voornemen, omdat je niet weet, wat er nog allemaal kan gebeuren.
In Nederland is afspraak = afspraak, hier is een afspraak een voornemen, je moet maar afwachten, of de afspraak doorgaat; misschien komt er iets tussen, wat nog belangrijker is dan de afspraak. Dan gaat de afspraak dus niet door.