Even voorbij mijn huis in de desa hebben bewoners onlangs een klein toko’tje voor hun huis laten bouwen (zie foto).
Het toko’tje is klaar, en zo nu en dan komen er klanten.
Het aanbod is zeer beperkt: rookwaren, sapjes, een warm snackje, limonade voor de kinderen, krupuk, mie, wat zoetige snacks en ook benzine.
De vrouw des huizes draait het winkeltje. Haar man werkt vaak op een sawah. Het loon voor het werken op de sawah is een bepaald percentage van de oogst.
Daarnaast verkopen zij krupuk. Elke ochtend wordt de krupuk gebakken, en de man brengt dan met een brommer grote zakken vol met krupuk naar vaste afnemers.
Zo krijgt dit echtpaar dus inkomsten uit 3 bronnen: toko, sawah en krupuk-verkoop.
Ze kunnen er redelijk van leven, arm zijn ze niet. Er is geld voor kleding, laatst is de keuken enigzins verbouwd, hun jongste zoon kan binnenkort naar school. Vakanties of een weekeinde weg komt niet in het verhaal voor, voor de meeste indonesiers niet.
Zo zijn er tallozen, die met verschillende baantjes hun geld verdienen. Een vast maandsalaris is er niet, wel voor ambtenaren, politie en fabrieksarbeiders.