Ik ben even kort op Bali, in verband met de jaarlijkse verlenging van mijn verbljfsvergunning. Ik logeer in Ubud.
Steeds als ik in Ubud ben, ga ik even naar het “stoepje”, tegenover het voetbalveld op de hoek met de jl Monkey Forest (zie foto).
Zo’n 8 jaar geleden ging ik daar voor het eerst zitten aan het begin van de avond. Voorbijgangers bekijken, praatje maken met de daar zich ophoudende jongens, die toeristen op hun brommers vervoerden, voor een kleine geldelijke vergoeding. Er kwamen dames langs, die koffie uit een thermoskan verkochten, anderen verkochten snacks en weer anderen bungkus nasi (goreng). Ook kennissen, die in Ubud woonden, kwamen langs. De laatste roddels werden besproken. Met mijn dierbare Ineke (en ook met anderen) heb ik daar vreselijk veel gelachen en plezier gehad. Op dat kleine stoepje zater we soms wel met 8 man tegen elkaar gedrukt. Het was uitermate gezellig, iedereen kende elkaar.
Echter, de ene brommer na de andere werd ingeruild voor een auto, om daarmee taxi-ritten te verzorgen. Wel kwam men nog steeds bijeen op het stoepje, voor een hapje en een praatje.
Later echter zochten veel van die “taxi-chauffeurs elders standplaatsen, omdat daar meer te halen zou zijn.
Ondertussen werd het ook steeds drukker, veel meer auto’s, geen brommervervoer meer voor toeristen. En onvermijdelijk stank van de auto’s. De dames met hun manden op hun hoofd (waarin de snacks en andere zaken) lieten het afweten. Kortom, het is niet meer zoals vroeger. Nu zit er ’s avonds niemand meer, de dames komen niet meer langs, en het zitten daar is niet leuk meer door de aanhoudende stroom auto’s en de daarbij behorende stank.
Toch, elke keer als ik in Ubud ben, ga ik er weer even heen, herinneringen bij mijzelf ophalen, beetje weemoed naar de tijden van vroeger.
Het stoepje